Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


kraan:hendrik_kraan_op_de_molen_van_de_noordeind-_en_geerpolder

3.10 Hendrik Kraan op de molen van de Noordeind- en Geerpolder

(Uit gesprekken met Petrus Gerardus “Piet” Kraan 1923-2003)

Hendrik is geboren in 1892 en groeide op in Rijpwetering als poldermolenaarskind van Petrus “Piet” Kraan 1856-1911 en Cornelia “Kee” Schrama 1855-1932. Zijn vader was verantwoordelijk voor het drooghouden van de Blauwe Polder en woonde met een groot gezin op de Blauwe molen.

Net als vele andere familieleden van de Rijnlandse familie Kraan en Van der Pouw Kraan, stapte Hendrik Kraan 1892-1977 in het poldermolenaarsvak en werd molenaar op de in 1792 gebouwde molen van de Noordeind- en Geerpolder aan de Leidsche Vaart in Langeraar.

In 1920 trouwde Hendrik Kraan 1892-1977 met de uit Stompwijk afkomstige Catharina Johanna “Trijntje” Overdevest 1897-1984. Zij was de oudste dochter van veehouder Gerardus Overdevest en had vóór haar huwelijk als huishoudster in Hoogmade gewerkt.

Voor Hendrik Kraan 1892-1977 was de palingvisserij met fuiken de belangrijkste bezigheid. Sinds 1928 bezat hij zes bunder viswater op de Langeraarse plassen. (1999-1235)

Credit: Cultuur Historische Vereniging Ter Aar


Werkzaamheden

Voor Hendrik Kraan 1892-1977 bestonden zijn dagelijkse werkzaamheden op de de Noordeind- en Geerpolder molen uit het op peil houden van de waterstand en om de molen soepel te laten draaien, het regelmatig smeren van de assen. Dit laatste gebeurde met reuzel, maar voordat het gebruikt kon worden, moest dat eerst een hele tijd staan rotten. Hij werkte ook als bode voor het polderbestuur en zorgde dan voor het ophalen van de bijdrage en toezicht houden op de duikers. Bij boeren was hij werkzaam in de spitstijd voor de hooibouw, maar het liefst was hij bezig met de palingvisserij.

Er is ook nog een tijd een zwembad bij de molen (of molenhuis) geweest. Het idee voor een zwembad kwam volgens zijn zoon Petrus Gerardus “Piet” Kraan 1923-2003 van een bakker, een schilder en een metselaar uit Langeraar, die een keer samen kwamen zwemmen en een plek nodig hadden om zich om te kleden. Hendrik Kraan 1892-1977 was ook een tijdje badmeester, in een wit pak. Schoolmeester Rovers kwam toen bezwaren maken, dat er gemengd gezwommen werd. De pastoor sloot zich daar bij aan. Er is hierna een katholiek zwembad gekomen bij het Kerkepad met schot en gaas tussen de mannen en de vrouwen. Het zwembad van Hendrik Kraan 1892-1977 werd toen het protestante zwembad.

Boerenbedrijf

Er was een schuur waarvan een helft bestemd was voor de koeien en de andere helft voor de varkens. Hendrik Kraan 1892-1977 werkte graag met beesten en had twee of drie zeugen en ook een beer. Zijn zoon Piet Kraan 1923-2003, bracht de beer wel eens weg als deze een zeug moest dekken. Andere beesten rondom de molen (er was hier 4 à 5 ha land), waren de geiten ook wel “zomerkoeien”. De kippen kon je vinden op een eilandje, waar je met een bootje naar toe moest varen. Een ander eilandje was voor de turf, hier werd elk jaar opgebaggerd veen op gegooid. Eerst in een cirkel, zodat er een soort dijkje ontstond. Het proces verliep verder met het opvullen van het midden, laten indrogen, in repen snijden en met speciale “plankjes” klompen aantrappen.

Er heersten onder de koeien zo nu en dan veeziektes, zoals mond-en-klauwzeer of “Tongblaar” genoemd en deze dieren konden dan niet eten. De boeren maakten dan ballen van geweekte lijnkoeken, stopten deze in de bek en gaven ze te drinken. Piet Kraan 1923-2003, verzorgde wel eens zo'n koe bij zijn oom Gerrit Kraan 1883-1960 van de Blauwe molen in Rijpwetering. In 2001 heerste er een mond-en-klauwzeer epidemie met als gevolg dat er zieke dieren geruimd werden. “Miltvuur” kwam ook voor. Een dood beest met deze ziekte, werd ter plaatse begraven, een dragline groef het gat en de plek met besmet land afgezet. In dit verband nog het verhaal van een slager in Langeraar, die zijn afval loosde op een sloot van de polder. Hij was niet zo’n beste en had besmet vlees verwerkt, waardoor de polder de duikers van de sloot moesten dichthouden.

Vervanging van de molen door een een elektrisch gemaal en de aanpassing tot woonhuis Toen er eind jaren twintig iets in de kap van de molen gerepareerd moest worden, besloot het polderbestuur om de molen door een elektrisch gemaal te vervangen. Het elektrisch gemaal werd een stuk verderop gebouwd, dicht bij de plek waar de stroomkabel liep, aan de andere kant van de Langeraarse plas, bij het dorp Langeraar. Het gebouwtje heeft een schoorsteen en binnen hangt een plaquette van de bouw in 1928 met de namen van het polderbestuur en de naam van de fabriek waar de machine is gebouwd.

Sinds 1930 bediende Hendrik Kraan 1892-1977 het elektrische gemaal Smidskade en dat bleef zo, totdat zijn dochter Anna Kraan 1926-2015 het overnam. Hij ontving voor zijn werkzaamheden op het gemaal in 1959 de bronzen medaille in de Orde van Oranje-Nassau.

Om de machine aan te zetten moest je over een koolaspad lopen, die de Leidse Vaart van de Langeraarse plas scheidt. Dat was zo'n 700 meter. De machine mocht alleen draaien tijdens goedkope stroom-uren, na 11 uur 's avonds. Na de bouw van elektrische gemaal in 1928, kon Hendrik Kraan 1892-19777 de molen met 1½ bunder kadeland (met recht van overpad) en 6 bunder water (Langeraarse Plas) voor 1700 gulden kopen van het polderbestuur. Het geld kon hij voor deze grote aankoop lenen van zijn broer, Gerrit Kraan 1883-1960.

De Veender polder had een machinegemaal, maar wilde weer terug naar een windmolen. Via Gerrit Kraan 1883-1960 van de Blauwe molen hadden de boeren van het polderbestuur gehoord over de molen in Ter Aar die buiten gebruik gesteld was. Het polderbestuur van de Veender polder kwam kijken. Hendrik Kraan 1892-1977 maakte de afspraak, dat zij de onderdelen mochten hebben voor de Veendermolen, als zij de kosten op zich namen van de gedeeltelijke afbraak en de verbouwing van zijn molen tot woonhuis. De molen werd ontwiekt in 1930 en vervolgens tot de baksteen muur afgebroken door het bedrijf van Adrianus “Arie” van der Pouw Kraan 1888-1966. Er was ook een bedrijf uit Gouda bij betrokken. Dat afbreken en verbouwen moet in 1931-1932 hebben plaatsgevonden, want het gezin woonde intussen in het zomerhuis dat tevens als schuur gebruikt werd en Gerardus “Gerrit” Kraan (1931) zou toen een keer uit een luik omlaag zijn gevallen. Tijdens de verbouwing is op het overgebleven bakstenen muurtje vervolgens een “borstwering” gemetseld van circa anderhalve meter, zodat er een achthoekig huis ontstond met een bovenverdieping. Er werd een puntdak op gezet met de schoorsteen in het midden. De kinderen waren tijdens de verbouwing uitbesteed, de oudsten bij het gezin van Gerrit Kraan 1883-1960 in Rijpwetering en de jongsten bij tante Lina en bij vrouw Valentijn-de Winter uit Stompwijk, een goede vriendin van Trijntje Overdevest 1897-1984. Het gezin woonde voortaan in een afgeknotte molen.

De as, het waterrad en andere draaiende delen werden door molenmaker Gijs Verbeij uit Hoogmade in de Veendermolen geplaatst. Hendrik Kraan 1892-1977 had later nooit zin om naar de Veendermolen te gaan kijken, als zijn zoon Piet Kraan 1923-2003 hem dat voorstelde, ondanks het feit dat er familie op deze molen woonde. In de jaren 50 kreeg de de Noordeind- en Geerpolder molen een eigen telefoonaansluiting, daarop volgde elektriciteit. Het gezin van Hendrik Kraan 1892-1977, dronk altijd water uit de regenput en deze werd elk jaar met chloor schoongemaakt, geen beste klus.

Visserij

Oorspronkelijk waren de visrechten van de Langeraarse plas, over stukken verdeeld. Het polderbestuur heeft dat op een bepaald moment gecentraliseerd. De polder nam de rechten over van de eigenaren van de percelen die aan het water lagen. Dat werd in mindering gebracht op de polderlasten. De visrechten zijn in deze periode aan het visbedrijf Kraan uit Leimuiden en Rijnsaterwoude verpacht. Hendrik Kraan 1892-1977 deed daar niet aan mee, omdat hij zelf wilde blijven vissen. Om de pachtkosten terug te verdienen liet het visbedrijf Kraan de visserij op de Langeraarse plas uitoefenen door “zetvissers” en deze waren verplicht hun vangst aan het visbedrijf van Kraan te verkopen. Ze betaalden de zetvissers minder dan de normale prijs. Als de prijs 16 cent pond was, dan kregen zetvissers soms maar 8 cent.

Voor Hendrik Kraan 1892-1977 was de palingvisserij met fuiken de belangrijkste bezigheid. Sinds 1928 bezat hij zes bunder viswater op de Langeraarse plassen. Rond half februari begon hij met het uitzetten van de fuiken. Het strak zetten van de fuiken is een kunst en bij stormachtig weer en het is aan te bevelen om een tweede persoon aan de riemen vast te zetten. Regelmatig kwam tuinder Toon van Zanten meehelpen en kreeg dan als beloning een maaltje vis. Zonen Piet Kraan 1923-2003 en Johannes “John” Kraan (1932) konden dat ook: een fuik zetten, maar Gerrit Kraan (1931) niet, want hij ging staan in de boot en dat moest dus niet. In het vaarwater moesten de fuiken ’s avonds worden uitgezet, waarna ze in de ochtend weer werden opgehaald. Het keernet kon je in vaarwater overdag laten zakken voor de scheepvaart. Na zo'n vier weken gebruik zat er veel aangroeisel aan de fuiken en moesten ze uit het water om schoon te maken en te repareren. Repareren ging met een speciale boetnaald. Die kostte wel 15 gulden. Piet Kraan 1923-2003 maakte deze zelf in de werkplaats van de NZH, van koperdraad en soldeer. Voor het repareren van de fuiken wordt “zijde” gebruikt of liever gezegd een kunstvezel. Dat is sterk, je kunt het niet kapot trekken. Er stond een grote loods bij het huis, waar de fuiken in de winter opgehangen konden worden. Voor het tanen werden netten in een speciaal fornuis gekookt met “cachou”, (kasjoe), een bruin spul, dat in ruwhouten kistjes uit Indonesië kwam. Carbolineum werkt ook goed. Maar daar houdt de paling niet van, je vangt dan minder. Dochter Anna Kraan 1926-2015 hielp bij het legen van de fuiken. Als het stormde en er een goede vangst te verwachten was, belde Hendrik Kraan 1892-1977 met zijn zoon Piet Kraan 1923-2003 om bij hem te informeren, wat voor dienst hij had als buschauffeur. De paling werd o.a. verkocht aan het visbedrijf van Kraan. Ze kwamen het wel eens halen, maar Hendrik Kraan 1892-1977 ging het meestal met de fiets brengen, want dat was voor hem een uitje. Ze konden het een keer niet eens worden over een cent meer of minder per pond. De prijs was toen iets van 16 cent per pond. Het visbedrijf van Kraan dacht: hij komt wel terug, maar dat deed hij niet. Andere Leidse klanten van Hendrik Kraan 1892-1977 waren: vishandel Rose in de Haarlemmerstraat, vishandel Kruif in de Kraaierstraat, vishandel Janus Kuil in de Kraaierstraat en kraam van Pijnaaker op de Hoogstraat.

Hendrik Kraan 1892-1977 had zijn hoofdinkomen uit zijn baan als bedienaar van het gemaal, want de palingvisserij bracht voor hem te weinig op om van te leven. Piet Kraan 1923-2003 heeft zich altijd afgevraagd, hoe de vissers in het IJsselmeer van de visserij konden leven. Er is daar natuurlijk wel meer trek. De onkosten van de palingvisserij waren vrij hoog. Voor de oorlog koste een fuik ongeveer 2,50 gulden. Een grote met 100 opzet (mazen op de laatste hoepel bij de sluiting) kostte 5,00 gulden. Na de oorlog kostte een grote fuik 100,00 gulden en dat was dus een fors bedrag, je verdiend dat niet zomaar terug.

Hendrik Kraan 1892-1977 rookte zijn eigen paling, maar dan alleen voor zichzelf. Hij liet dit liever over aan zijn zoon Piet Kraan 1923-2003, want hij had hier meer ervaring mee. Voor het roken moet paling eerst met zout dood gemaakt worden. Dit gaat vrij snel, maar is niet leuk om te zien. Het gebeurde wel eens dat een vers gevilde paling uitgeleverd moest worden. Deze vis werd dus levend gevild.

Poldermolenaars gebruiken een raamnet of anders gezegd een dichtgeknopen fuik in het bovenwater van de molen om paling te vangen. De gewone vis werd kapot geslagen door het schoepenrad van de molen, maar de paling kwam er wel goed doorheen. Toen Anna Kraan 1926-2015 het gemaal beheerde, belde ze met slecht weer wel eens haar oudere broer Piet Kraan 1923-2003 om te helpen het raamnet leeg te maken en opnieuw te zetten. In het najaar en vroeg in het voorjaar, was het tijd voor het “schakelen”. Er werden dan lange netten uitgezet met grote mazen en daarna aan elkaar geschakeld. Je kon de netten o.a. vinden langs een stuk riet, op de plek waar vis zat. Het net heeft om de halve meter een draad van boven naar beneden, om ruimte in het want te krijgen. Als de vis tegen het net zwom, dan probeerde die om te keren, en zwom zich vast. Er werd snoek, snoekbaars en baars gevangen met dit systeem. De netten werden ook “op ’t wije” gezet, d.w.z. midden op de plas, dus 's avonds zetten, en 's morgens weer ophalen, net voordat de schepen erdoor komen.

Na een niervergiftiging moest Hendrik Kraan 1892-1977 worden opgenomen in het ziekenhuis. Toen hij uit het ziekenhuis kwam, moest zijn dochter Anna Kraan 1926-2015 hem naar de fuiken roeien. Het lukte hem niet meer om deze te zetten en een week later, op 05-07-1977 kwam hij te overlijden.

Anna Kraan 1926-2015 is in het huis, de afgeknotte molen blijven wonen en werkte op het gemaal, totdat het werd geautomatiseerd. Het beheer werd overgenomen door de machinist van de Wassenaarse polder.

Gebeurtenissen in de familie

Wanneer de drie broers Hendrik Kraan 1892-1977, Bart Kraan 1885-1969 en Gerrit Kraan 1883-1960 bij elkaar waren op verjaardagen, dan werd het verhaal opgedist over de handherk, gekocht op een boedelveiling om resten hooi mee van het land te harken. De mannen vonden het volgende altijd weer een goeie grap.

Hendrik kocht 'm,
Gerrit betaalde 'm,
en Bart nam 'm mee.

Na de grap, maakten ze dan zogenaamd ruzie.

De banden met de familie Kraan uit Warmond werden zorgvuldig in stand gehouden, zeker na het overlijden van petekind Harrie Kraan 1928-1931, het zoontje van Bart Kraan 1885-1969. Deze gebeurtenis, maakte veel indruk. Piet Kraan 1923-2003 kon later vertellen dat zijn oom thuis langs kwam, je kon al aan zijn gezicht zien, dat er iets heel ergs gebeurd was: Harrie was verdronken. Als ze in Warmond op bezoek gingen bij het gezin van Bart Kraan 1885-1969 en Kaatje Ruiterman 1885-1973, dan verliep de reis meestal via de Kooipolder, waar Bart Kraan 1885-1969 ze met een bootje kwam ophalen. Dit was makkelijker voor moeder Trijntje Overdevest 1897-1984, want ze was niet zo goed ter been. Je hoefde dan niet dat hele eind door de Hemmeerpolder te lopen.

Elk jaar bezochten Hendrik Kraan 1892-1977 en zijn broer Bart Kraan 1885-1969 de bijeenkomst van poldermolenaars in Delft. Waarschijnlijk was dat op een zaterdag in september of oktober. Het was een uitje, waar ze elkaar weer eens zagen. Gerrit Kraan 1883-1960 ging daar niet naar toe, waarschijnlijk omdat hij ook poldermeester was.

Kinderen van Hendrik en Trijntje

De eerste 10 kinderen werden op de molen geboren, het laatste elfde kind Franciscus “Frans” Kraan (1936), zag het levenslicht in het ziekenhuis van Leiden. Van de eerste zeven kinderen, waren er maarliefst zes meisjes, later volgde meer jongens.

De peetouders van Piet Kraan 1923-2003 waren zijn oom en tante Gerrit Kraan 1883-1960 en Adriana “Jaantje” Romijn 1893-1979, poldermolenaars op de Blauwe molen en dochter Maria “Rie” Kraan (1924) kreeg als peetouders haar oom en tante Bart Kraan 1885-1969 en Kaatje Ruiterman 1885-1973, poldermolenaars op de Groot Hemmeerpolder.

Groepsportret van het gezin Kraan-Overdevest uit het jaar 1951, gemaakt in Leiden bij Foto Pijl. De gelegenheid van de foto heeft waarschijnlijk verband met de emigratieplannen van dochter Coby.

Achterste rij v.l.n.r: Jacobus van den Akker, Margaretha Catharina “Gré” Kraan 1922-2004, Maria “Rie” Kraan (1924), Catharina Maria “Tiny” Kraan 1929-1997, Gerardus “Gerrit” Kraan (1931), Johanna “Jo” Kraan 1934-1986, Jacoba Cornelia “Coby” Kraan 1928-2004, Anna Kraan 1926-2015 en Johannes “John” Kraan (1932).

Voorste rij v.l.n.r: Cornelia Jacoba Margaretha “Cor” Kraan 1920-2015, Hendrik Kraan 1892-1977, Franciscus “Frans” Kraan (1936), Catharina Johanna “Trijntje” Overdevest 1897-1984 en Petrus Gerardus “Piet” Kraan 1923-2003. (1999-1234)


Zelf waren Hendrik Kraan 1892-1977 en zijn vrouw peetouders van Hendricus “Harrie” Kraan 1928-1931, het zoontje van Bart en Kaatje dat in Warmond verdronk.

Hendrik Kraan 1892-1977 en Trijntje Overdevest 1897-1984 kregen 11 kinderen. Hieronder een overzicht, aangevuld met de naam van de partner.

  • Cornelia Jacoba Margaretha “Cor” Kraan 1920-2015 h: Leonardus Cornelis van der Velde 1912-1968
  • Margaretha Catharina “Gré” Kraan 1922-2004 h: Jacobus Leonardus “Jaap” van den Akker 1918-1995
  • Petrus Gerardus “Piet” Kraan 1923-2003 h: Elisabeth Helena “Bep” Westgeest 1928-1996
  • Maria “Rie” Kraan (1924) h: Nard Pieters
  • Anna Kraan 1926-2015
  • Jacoba Cornelia “Coby” Kraan 1928-2004 h: Adrianus Schrama
  • Catharina Maria “Tiny” Kraan 1929-1997 h: Leonardus Hubertus Witteman (1919)
  • Gerardus Gerrit Kraan (1931) h: Leonie de Jonge
  • Johannes “John” Kraan (1932) h: Anna Ann Louise 1940-2009
  • Johanna “Jo” Kraan 1934-1986
  • Franciscus “Frans” Kraan (1936) h: Corry van der Sande

Rie Kraan (1924) was petekind van Bart Kraan 1885-1969 en Kaatje Ruiterman 1885-1973, ze was in 1952 naar Leiden verhuisd, had een tijdlang kraamverpleging gedaan en wilde in die tijd iets anders gaan doen. Ze is huishoudster geworden bij Nard Pieters, een weduwnaar met twee kinderen. Later is ze met hem getrouwd en waren woonachtig in Stekene, BE.

Anna Kraan 1926-2015 volgde in 1976 haar vader op als bedienaar van het gemaal, bleef ongehuwd en verzorgde samen met haar zus Jo hun vader en moeder. Ze woonden tot circa 1985 in de afgeknotte molen.

Coby Kraan 1928-2004 behaalde haar MULO diploma en wilde in Alkmaar de opleiding verpleging gaan volgen, maar na enige tijd besloot ze in Breda toch gezinsverzorging te gaan doen. Ze werkte in Rotterdam en in Katendrecht. Ze nam wel eens een kind voor een tijdje mee naar het huis met goedkeuring van haar ouders. Eerst dacht ze eraan om in te treden in een klooster, omdat ze haar leven in dienst van anderen wilde stellen. Haar broer Piet Kraan 1923-2003 vond dat geen goed idee en raadde dat af, als ze zich voor anderen wilde inzetten, dan hoefde ze zichzelf toch niet af te sluiten van de wereld, was de gedachte. Coby Kraan 1928-2004 raakte hierna bevriend met een broer van een vriendin, maar dat raakte later weer uit. Deze jongen vertrok naar Canada en begon haar toen te schrijven. Zo emigreerde Coby Kraan 1928-2004 in 1951 (toen nog per boot) naar Canada en haar vriendin volgde kort daarna. Coby Kraan 1928-2004 is getrouwd met Adrianus Schrama. Hij kwam in 1955 tragisch om het leven bij een mijnongeluk. Na het overlijden, kwam Coby Kraan 1928-2004 met haar drie kinderen terug naar Nederland en wilde een huis kopen om daar samen Piet Kraan 1923-2003 (die dat niet zag zitten) te gaan wonen. Een vriend van haar overleden man, genaamd Huig “Harry” Kapteyn, schreef haar een brief dat hij wel met haar wilde trouwen. Hij was van beroep vertegenwoordiger van een groenteveiling en had een eigen tomatenkas in in St.Catherines. Coby Kraan 1928-2004 trouwde in 1956, terug in Canada met Huig “Harry” Kapteyn.

Tiny Kraan 1929-1997 trouwde in 1959 in Leiden met weduwnaar Leo Witteman en gingen in Rijpwetering wonen. Gerrit Kraan (1931) werkte als knecht bij zijn oom Gerrit Kraan 1883-1960. Er ontstond onenigheid over het houden van varkens, waardoor hij stopte en naar Canada emigreerde. Gerrit Kraan 1883-1960 liet hem daarna een keer terugkomen om zijn veebedrijf over te nemen, maar ze kwamen niet tot overeenstemming, zodoende hij nu vergezeld met zijn broer John Kraan (1932) weer terug naar Canada vertrok. Gerrit Kraan (1931) werkte in de bloemenkwekerij van weduwe Leonie Oorsprong-de Jonge, met wie hij in 1963 huwde.

John Kraan (1932) volgde de ambachtsschool in Amsterdam en werkte bij scheepswerf Valentijn aan de Kaag. Hij emigreerde samen met Gerrit Kraan (1931) en Jo Kraan 1934-1986 in 1958 naar Canada. Hij werkte bij GMC (General Motors Company), kweekte druiven en perziken (op koude grond) en verkocht die op de markt in Toronto. In 1969 trouwde Jan met Anna Stremlaw (1940-2009) uit Schotland.

Jo Kraan 1934-1986 emigreerde in 1958 met haar broer Gerrit Kraan (1931) naar Canada en keerde op verzoek van haar vader Hendrik Kraan 1892-1977 terug om haar ouders te verzorgen. Ze bleef ongehuwd en woonde bij haar zuster Anna Kraan 1926-2015 in de afgeknotte molen.

Frans Kraan (1936) emigreerde in 1957 ook naar Canada, trouwde daar (na een eerdere scheiding) met zijn tweede echtgenote Corry van der Sande. Hij kwam terug naar Kloosterzande in Nederland om de leiding van het transportbedrijf van zijn schoonvader over te nemen.

Piet Kraan 1923-2003 is na de MULO, in de periode van de tweede wereld oorlog gaan werken bij een instantie, dat met vlees te maken had. Zijn vader Hendrik Kraan 1892-1977 was het hier niet mee eens. Zo’n twee jaar lang heeft Piet Kraan 1923-2003 de melkwijk van overleden oom Koos Overdevest in Leiden voor zijn rekening genomen, maar hij kon in dit werk niet goed met huisvrouwen overweg. Hij wilde ook emigreren naar Canada, maar werd hiervoor afgekeurd. Achteraf is hij blij, dat hij toen niet is gegaan, want in 1949-1950 moest naar het ziekenhuis voor een maagoperatie. In Canada zou hij dat zelf hebben moeten betalen. Piet Kraan 1923-2003 reed een tijd als eigen baas op een vrachtwagen en haalde kisten met eieren op voor de markt in Gouda. Grote partijen van grote boeren, maar ook aantallen van 100 bij kleine boeren. Hij moest met het vracht rijden stoppen, omdat hij niet ingeschreven stond bij de Kamer van Koophandel. Piet Langhout hield hem toen een keer aan en vroeg hem buschauffeur te worden, bij de NAL (Nieuwkoop – Alphen - Leiden). Veel jongens moesten toen in militaire dienst naar Nederlands-Indië en daardoor was overal een tekort aan mensen. Zijn start bij het busbedrijf zou hij niet meer vergeten. De bedoeling was dat hij eerst instructie zou krijgen, maar moest toen meteen invallen en had de route nauwelijks kunnen leren. Er wilden heel veel mensen met de bus mee, want in die tijd hadden nog maar weinig mensen een bromfiets, laat staan een auto. Hij nam iedereen mee, de bus was helemaal afgeladen. Na de eerste werkdag, telde hij de kas na met het binnengekomen geld van de kaartjes en begreep er niets van. Er was 27 gulden teveel, hij kwam er niet uit en leverde alles bij de boekhouder in. Die moest lachen, want het waren de fooien. Niet gek, want het weekloon was in die tijd 30 gulden. De verdiensten gingen toen nog vooral naar zijn vader. Daarna is Piet Kraan 1923-2003 chauffeur bij de NZH geworden. Daar was hij “Kraan 1” en zijn neef Martinus “Maarten” Kraan 1920-1977 was “Kraan 2”. De NZH betaalde in 1954 180 gulden per maand, niet slecht, want andere busmaatschappijen betaalden toen 140 gulden. In 1955 verhuisde Piet Kraan 1923-2003 naar Voorschoten en trouwde in 1958 met Elisabeth Helena “Bep” Westgeest 1928-1996. In 1970 werd Piet Kraan 1923-2003 afgekeurd als chauffeur. Na een periode is hij aan het werk gegaan als Hoofd Magazijn van het busbedrijf NZH. Op 15-09-2003 is Piet Kraan 1923-2003 overleden in het bejaardencomplex 't Hofflants Huys in Voorschoten.

Tot slot nog een mooie zegswijze van Piet Kraan 1923-2003 bij een dreigende donkere lucht:

Alles wat zwart ziet, valt niet af.

Bron: Wim Rosema “Vier molenaars uit de familie Kraan”. Genoteerd in de jaren 1998 tot en met 2003.

kraan/hendrik_kraan_op_de_molen_van_de_noordeind-_en_geerpolder.txt · Laatst gewijzigd: 2023/02/15 06:31 door dirkjankraan

Paginahulpmiddelen