4.2 Kraan's Vischhandel en Palingrookerij
Vanaf de oprichting van het visbedrijf zijn er verschillende bedrijfsnamen gebruikt.

- Kraan's Vischhandel en Palingrookerij
Aan de wieg van visbedrijf en palingrokerij van Kraan staat een poldermolenaar. Hij woonde op de Geestmolen in Rijnsaterwoude, zijn naam Theodorus "Dirk" Kraan 1862-1940. Als afstammeling van een lange reeks Rijnlandse poldermolenaars, kreeg hij het ambacht van molenaar en visser met de paplepel ingegoten. Bekend was hij als “dove Dirk”, omdat hij als slechthorende met een toeter over straat liep, maar ook bekend als begaafd visserman. In het donker ging hij nog wel eens op pad in de polder om paling te stropen. Hendrik Kraan 1892-1977 liet later optekenen: “Dirk Kraan was 's nachts nooit thuis en ging hij erop uit. Heel Holland was van hem! Hij plaatste stekken, legde dobbers, en zette overal z'n fuiken uit. De politie was hij steeds te slim af. Ze kregen hem niet te pakken. Hij sprong met een stok over de sloot. En dat deed de politie natuurlijk niet”. Theodorus “Dirk” Kraan 1862-1940 kon toen nog niet vermoeden dat hij, later samen met zijn twee zonen de basis legden voor een onderneming, wereldwijd handelend in levende paling en leverancier van gerookte paling producten.
Palingvisserij en palingroken op de poldermolen
Als poldermolenaar op de Geestmolen van Rijnsaterwoude, was Theodorus "Dirk" Kraan 1862-1940 niet zelfstandig ondernemer, maar in dienst van een polderbestuur. Het werk op de molen betaalde slecht, waardoor hij net als vele andere poldermolenaars bijverdiende als visser en palingroker. Zijn vader, Bartholomeus Kraan 1825-1897 had al een eigen rookkast net naast de Hondsdijkse molen en het is goed mogelijk dat op deze plek de traditie van het paling roken in de familie is ontstaan en tot op de dag van vandaag wordt uitgeoefend.
Het is niet vreemd dat in het gebied nabij Koudekerk aan den Rijn en Hazerswoude het vissen op paling populair was onder de poldermolenaars. Het zorgde voor een mooie bijverdienste! De kwaliteit van het viswater was goed met als gevolg voldoende visvangst tijdens het malen. De molens waar de meeste palingen werden gevangen noemden men ook “palingmolens”. Gerardus "Gerrit" Kraan 1883-1960 van de Blauwe molen in Rijpwetering heeft eens in één nacht zestienhonderd pond dikke paling gevangen!
Poldermolenaars kennen de leefwijze van de paling en houden hiermee rekening. Paling zwemt met de stroom mee, zodat bij het malen polderwater naar de molen toe stroomt en dit gebeurd alleen in bijzondere omstandigheden, tijdens donkere (maanloze) avonden/nachten, onstuimig weer en er kort ervoor veel regen is gevallen. Als de poldermolenaar tegen het invallen van de duisternis nog wat zeilbespanning aanbracht, wisten de ingewijden, dat de molenaar op palingvangst belust was. De gevangen palingen zitten vast in een “raamnet” in de vóór-waterloop van de molen en deze is toegankelijk via een luik in de houten overdekking van de waterloop.
Het roken van paling is ontstaan om deze vis langer te bewaren als er plotseling veel werd gevangen. De levende opslag van vis, gebeurde in visbunnen gelegen in het water nabij de molen.
Bartholomeus de handel en Piet de visserij
Na verloop van tijd ontstond er rondom de molen ruimtegebrek om het vissersbedrijf en palingrokerij uit de breiden. Er was niet genoeg plek voor visnetten, karren en andere visbenodigheden. Na het vissen moesten de netten worden schoongemaakt en gedroogd. De zegen werd vanwege de grote afmeting zo’n 40 tot 50 meter nogal eens aan de molenwieken te drogen gehangen, een karakteristiek gezicht, maar door de groei van de aktiviteiten is er besloten het bedrijf naar de Westerdijk te verplaatsen. De nieuwe locatie was makkelijker te bereiken en visbunnen lagen gunstig in het water van de Wetering, de doorstroming van “vers” water kwam de paling ten goede.
Het werk werd nu verdeeld onder de zonen van Theodorus "Dirk" Kraan 1862-1940 en het bedrijf ging verder onder de nieuwe naam Kraan's Vischhandel en Palingrookerij. Bartholomeus Kraan 1890-1978 kreeg de verantwoording over de vishandel en zijn jongere broer Petrus "Piet" Kraan 1892-1969, nam de zoetwatervisserij onder zijn hoede.
Piet betrok de Geestmolen na het vertrek van zijn vader was verantwoordelijk voor het drooghouden van de Groote Heilige-Geestpolder, maar vooral was hij visser. De visgronden van de familie Kraan reikten van Leiden tot in de provincie Noord-Holland. Op het Braassemeer viste Piet zelf en op andere wateren zoals bijvoorbeeld de Langeraarse plas, werden de werkzaamheden uitgeoefend door “zetvissers”, die verplicht waren de vangst aan Kraan te verkopen tegen een lagere prijs.
Al snel beschikte het bedrijf over een viswagen om handel te kunnen drijven met vissers uit het waterrijke Friesland, maar ritten naar Denemarken en Duitsland waren geen uitzondering.
Een nieuwe generatie zonen zorgen voor verdere groei
(in bewerking)