Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


kraan:piet_kraan_op_de_geestmolen

3.9 Piet Kraan op de Geestmolen

De Rijnsaterwoudse Geestmolen staat op de geboortegrond van de Kranen in Leimuiden. Poldermolenaar Theodorus “Dirk” Kraan 1862-1940, bijnaam “de dove” vestigde zich hier rond 1877, nadat hij het molenaars vak had geleerd van zijn vader, de voortbrenger van een vakkundig nageslacht van molenaars in het Rijnland, Bartholomeus Kraan 1825-1897. Eerst kwam hij als vrijgezel op de molen werken bij mevrouw van Aar, ze was weduwe. Nadat ze verhuisde, pachtte Dirk de molen van de polder en trouwde met boerendochter Margaretha Menken 1863-1931 en kregen vier kinderen. Hiervan zorgden Bartholomeus Kraan 1890-1978, Petrus "Piet" Kraan 1892-1969 en Catharina Maria "Katrien" Kraan 1896-1973 voor nakomelingen.

“Toen mijn vader op de molen kwam,” verteld Petrus "Piet" Kraan 1892-1969, “dat was omstreeks 1877 en verdiende hij 125 gulden per… jaar. Zie je die tuin daar? Dat was vroeger riet en bos. Mijn vader stookte het hout op en verkocht het riet. Ja, hij moest toch wel. De verdiensten zijn er wel op vooruitgegaan, maar je kan er toch niet van leven. Ik heb de visserij erbij. En denk je nou, dat er jongens zijn, die nog op een molen willen zitten?” (1E11)


Theodorus “Dirk” Kraan 1926-2016 haalt met enthousiasme zijn herinneringen op aan lang vervlogen tijden als molenaarszoon op de Geestmolen in Rijnsaterwoude en visser op het Braassemermeer. Een artikel van Oud Leimuiden - Rijnsaterwoude in het kwartaalblad Tijdinghen 2017-4 (1E14).



Het leven op de Geestmolen was niet romantisch. Theodorus “Dirk” Kraan 1926-2016 vertelde later dat het er koud en winderig kon zijn met weinig comfort. Vanwege tekort aan fondsen kreeg de molen te maken met achterstallig onderhoud en verwaarlozing. Gelukkig maakte “de Hollandse Molen” zich sterk voor behoud van deze grote vijzelmolen en na subsidies van o.a. het Ministerie van Landbouw werd de gerestaureerde molen in 1952 feestelijk in gebruik genomen. Naast alle technische verbeteringen werd ook het interieur aangepakt en gemoderniseerd. Anna Wiering 1896-1961 de vrouw van molenaar Petrus "Piet" Kraan 1892-1969 kon haar geluk niet op. Eerst pessimistisch, ze zag de molen liever in vlammen opgaan, kon nu de molen betrekken, voorzien van frisse kleuren en niet onbelangrijk eindelijk waterspoeling op het toilet.

De laatste poldermolenaar Kraan op de Geestmolen is Petrus "Piet" Kraan 1892-1969 en na hem vinden we geen molenaars meer in deze tak van de familie. Helemaal verdween de molen niet uit de harten, gezien de afgedrukte Geestmolen op de overlijdenskaarten van sommige familieleden.

Het Nederlandse weekblad “De Spiegel” bracht een artikel uit over Piet en zijn gezin op de Geestmolen. Hierin komt de molenaar aan het woord over het poldermolenaar zijn, het sportieve gezin en de toekomst van de molen.


In de “Geestmolen” bij het Braassemermeer woont een sportieve familie

De Speigel - M.C. Reckman

Als ge het gehele jaar door gewerkt hebt als een molenpaard en werkelijk genoeg hebt van de dagelijkse tredmolen, zodat ge molentjes ziet, dan zal de naderende vakantietijd u niet als een molensteen op het hart vallen. Als ge vakantieplannen gaat smeden, zal dat koren op molen van uw huisgenoten zijn. Hoewel zovele Nederlandser hun vakantie buitenlands willen doorbrengen, hebt ge heus geen klap van de molen te pakken, als ge besluit een dag of viertien aandacht te besteden aan de schoonheid van eigen vaderland.

De molen – ja, dat is een zo uitgesproken Nederlands bouwwerk, dat ge die op uw tochten gegarandeerd zult zien. De molen schonk onze taal dan ook tal van uitdrukkingen. Ze horen bij elkaar, ons land en de molen. En bij een molen behoort een molenaar, een aloud vak, dat op geen enkele technische school wordt geleerd, maar daarom niet minder een ambacht is, dat men niet aangewaaid krijgt.



Twee vechters

Ondanks alle pogingen van overheid en particulieren om de molens in stand te houden, mindert het aantal “polderreuzen” toch steeds en ook de molenaars worden steeds schaarser. Tussen de dorpen Oude Wetering en Rijnsaterwoude, aan de oever van het Braassemermeer, staat een watermolen, die een reus onder zijn soortgenoten is…. Evenals zijn molenaar. Deze twee vrienden hebben enkele dingen gemeen. Beide vechten hun leven lang tegen het water; beiden hebben een stevige kop, die verweerd is door de wind, die over de polders waait; beide weerstaan met hun brede corpus de stormen, die over de onafzienbare vlakten kunnen vegen; beiden ook hebben krachtige armen, waarmee ze machtig kunnen zwaaien. De overeenkomst tussen mens en molen is gevat in vaktermen van de molenaar. Een molen heeft een baard, dat is het houten bord onder de kap. Op de baard van de molen bij het Braassemermeer staat: Anno 1833. Een molen heeft ook een staart, waarmee maar bewezen wil zijn, dat een molen de verpersoonlijking is van mens èn dier.

Piet Kraan

De “Geestmolen” is de naam van de reus aan de Braassem en zijn baas heet Piet Kraan. De molenaar werd in de Geestmolen geboren en is thans bijna 65 jaar. De strijd tegen het water is hem dus ingeschapen, maar Kraan is van jongs af tevens een vriend van het water. In zijn kamer hangen twee kastjes met enige tientallen medailles, die hij geheel Nederland door won. Piet is namelijk niet alleen molenaar, maar was vroeger een der groten uit de zwemwereld. Vertellen kan hij daarover als de beste en men is nog niet weg als hij begint. “Laatst”, vertelt Piet Kraan, “vraagt daar een jongen uit het dorp aan mij: Kraan, kom je vanavond ook kijken? D’r is voetballen voor de ouden van dagen. Toen zei ik: Ben je gek, ik doe méé!” Ja, rond 1920 deed ik veel aan zwemmen. Toen was ik zo’n jaar of drie, vier kampioen van Nederland. Tegenwoordig is dat zwemmen niks meer. Ze zwemmen één nummertje en zijn klaar. In onze tijd was dat anders. We zwommen op een wedstrijd zo’n acht nummers en wieren nooit moe. Da’s gemakkelijk als je nooit moe wordt!

Petrus "Piet" Kraan 1892-1969 poseert trots voor de fotograaf met zijn zwemmedailles op de borst. (1999-1213)



De tegenstanders uit die jaren waren Frits Schutte, Piet Ooms, Cor Zegger. Verdraaid, daar herinner ik me de wedstrijd die ik in Zandvoort zwom! We moesten twee kilometer tegen en vóór de stroom zwemmen.

Er waren lui bij, die in die dagen het plan hadden het Kanaal over te zwemmen. Alleen Cor Zegger en ik bleven in het water, de anderen gaven het op. Cor eindigde als eerste, ik dus op de tweede plaats.

“Ze vroegen zo dikwijls aan me: hoeveel keer ben je de Braassem overgezwommen?” vervolgt Piet Kraan, “en altijd kijken ze vreemd op als ik zeg: Nooit! Jong, dat is toch veel te gevaarlijk. Stel je voor, dat je kramp krijgt. Ik trainde hier vlak bij de molen op een 50-meterbaantje. Dat zwom ik de hele dag…”

Als men de handen van vriend Kraan ziet, zal men niet in twijfel trekken, dat die bij iedere slag een aardig litertje water kunnen wegslaan: enige jaren achtereen kampioen van Nederland 100 meter rugslag, 400 meter rugslag en 200 meter schoolslag… De armen van zijn molen zijn ook machtig. “D’r is in heel de wereld niet zo’n molen als deze”, zegt Piet Kraan. “Op de wieken zitten 116 plankjes: ze zijn gemaakt volgens het Dekkersysteem. Als het te hard waait, gaan ze automatisch open. Ik maal ongeveer 1000 uur per jaar. De vijzel moet het water vijf meter omhoog werken uit de polder, die tweehonderd bunder groot is. Als-ie hardloopt, gooit hij er vijftig kubieke meter per minuut uit”.

Erfelijke sportiviteit

De sportiviteit van vader is overgegaan op zoon Tom (27 jaar) en dochter Greet (25 jaar). In een kamer staan twee bekers, trofeeën van Greet. Ze heeft ze gewonnen met schaatsrijden. Tom – blauwe ogen, ruige zwarte krullekop – blijkt een verwoed zeiler te zijn. Ook hij heeft al heel wat prijzen weggesleept.

Het gezin Kraan is vertrouwd met het water, of het bevroren is of niet: of de molen het rustig aan kan doen of alle zeilen bijgezet moeten worden, omdat de boeren in de polder last van het water hebben. De watermolen bracht de familie vreugde en verdriet: een zoon van 14 jaar kwam om het leven, toen hij een klap van de wiek kreeg.

Het leven van het gezin Kraan is nauw verbonden aan hun molen. Ook de jonge generatie, waartoe Tom en Greet behoren, voelt zich gelukkig in het gevaarte van hout en riet, dat zo eenzaam aan de oever van de Braassem ligt. “Voor geen geld van de wereld wil ik hier vandaan”, zegt Greet. “De stad? Al die huizen op elkaar…”.

Tom hoopt de opvolger van zijn vader te worden. Thans is hij visser op het meer, dat zijn vader gepacht heeft. Het klinkt dan ook vreemd in de oren als ge hoort, dat een zuster “het niet op de molen kon uithouden” en thans als hulp in de huishouding in Engeland werkt.

De woonkamer van de familie Kraan geeft uitzicht op de wijde polders en hierom alleen al zou menig stadsmens hen benijden. De molen ligt evenmin aan een drukke verkeersweg, al is de verbinding met Rijnsaterwoude, Leimuiden en Oude Wetering prima. Een ongerief zou men het kunnen noemen, dat de molen geen elektriciteit heeft. ’s Avonds schaart het gezin zich rond de butagaslamp en de diverse huishoudelijke bezigheden zoals koken en strijken geschieden ook met gas, waarvan de Kranen een paar cilindertjes in voorraad hebben.

De slaapkamertjes van het gezin, die men op de “eerste zolder” vindt, zijn niet zoals een stadsmens ze zou verlangen. Er kan niet meer staan dan het noodzakelijke bed en dwars door het “portaaltjes” loopt de grote staande “spil” van de molen, de as, die een verbinding vormt tussen de wieken en de vijzel, die het water omhoogslaat. Men zou eraan moeten wennen te slapen bij het knarsende geluid, dat al het radarwerk veroorzaakt. Wij voor ons zouden het er graag voor over hebben als we in een molen konden wonen en altijd temidden van de polders, de koeien en de vogels zouden zijn!

We klimmen weer een trapje op en komen op de “tweede zolder”. Wat men daar ziet tart iedere veiligheidsmaatregel van de brandweer. Daar, midden in de houten vloer, steken ijzeren pijpjes omhoog: Dat zijn de schoorstenen, zegt de molenaar …

Ge vraagt stomverbaasd, of de brandweer hier weet van heeft en het antwoord luidt: “Jazeker, het kan toch in een molen niet anders. De schoorstenen kunnen niet door de kap naar buiten, omdat de kap naar de wind gedraaid moet worden. Een schoorsteen door de muur kan óók niet, omdat de “muur” bestaat uit riet. Het veiligste is dus de rook te laten ontsnappen op de zolder! Daar is genoeg trek om de kachels brandende te houden”.

Natuurlijk is die zolder beslist ongeschikt geworden om er de was te drogen, want het bruine vette roet ligt overal duimendik op. Maar waarom zou een molenaarsvrouw zich behelpen met een zoldertje als zij een groot erf tot haar beschikking heeft? Toch is het al geen rozengeur en maneschijn in de romantische molen. Dit oer-Hollandse beroep wordt slechter betaald dan enig ander. “Toen mijn vader op de molen kwam”, vertelt Piet Kraan, “dat was omstreeks 1877 – verdiende hij 125 gulden per … jaar. Zie je die tuin dáár? Dat was vroeger riet en bos. Mijn vader stookte het hout op en verkocht het riet. Ja, hij moest toch wel. De verdiensten zijn er wel wat op vooruitgegaan, maar je kan er toch niet van leven. Ik heb er de visserij bij. En denk je nou, dat er jongens zijn, die nog op een molen zitten?” Met een beweging van z’n elleboog geeft Kraan zelf antwoord. Je denkt even aan de toekomst en schrikt. Zullen de molens eens een verdwenen zijn? Nederland zonder molens, de sieraden van het vlakke land?

Dan schiet de altijd vrolijke Kraan weer een verhaal binnen. “Als je molenaar bent, moet je aan de lucht kunnen zien, wat er zal komen. Jôh, ik zei eens tegen m’n vrouw: Dat loopt straks mis. Er kwam toen een onweersbui over de plas aanzetten! Ik naar boven om m’n kissie geld te halen. Ik had het nog niet op tafel gezet of er kwam een slag! Ineens begon de molen de draaien als een zot. Ik rende naar boven om ‘m af te remmen. Toen ging ik buiten kijken wat er loos was. Het bleek, dat de bliksem in een ketting was geslagen. Het ding was finaal doorgesmolten en de wieken konden toen vrij draaien. Wat later volgde weer een slag. Toen sloeg de bliksem in een schuur en doodde een boer. Even tevoren had hij nog dorpsgenoten geroepen ”Ga je nou naar huis voor zo’n luchie…?”. Och, een molen staat zo eenzaam in het land, maar is toch ook zo nauw betrokken bij het dorpsleven. Zijn wieken kunnen vreugde en droefheid verkondigen: kunnen levens redden en levens nemen. Maar altijd blijve de molen het levende sieraad in een levend polderland.

kraan/piet_kraan_op_de_geestmolen.txt · Laatst gewijzigd: 2023/01/05 19:08 door dirkjankraan

Paginahulpmiddelen